Hij is je waarschijnlijk niet ontgaan, de jongen in rood piccolokostuum op het blauwe omslag van Ilja Leonard Pfeijffers dikke, nieuwste roman, Grand Hotel Europa. ‘Zijn grote Europaroman’, over massatoerisme, migratie en de hang naar het verleden. Een boek dat je ondanks zijn omvang en ondanks zijn ongemakkelijke vragen in één keer uit wilt lezen.
Hoofdpersoon is de schrijver Ilja Leonard Pfeijffer, inderdaad, net als de auteur. Na een misgelopen liefde neemt hij zijn intrek in het Grand Hotel Europa. Behalve een paar vaste gasten is er weinig aanloop, de gangen vormen een stoffig labyrint en de signature dish is vernoemd naar de negentiende-eeuwse Italiaanse componist Paganini. In dit hotel, dat in mijn hoofd een mengelmoes werd van The Grand Budapest Hotel uit de film van Wes Anderson en een afgelegen kasteel annex hotel waar ik zelf ooit ben geweest, wil schrijver Ilja zijn gebroken hart helen door het verhaal van hem en Clio op papier te zetten.
Een belangrijk thema in de roman is toerisme, massatoerisme, overtoerisme, of hoe je het ook wilt noemen. Omdat zijn geliefde in Venetië een baan krijgt aangeboden trekt Ilja naar de stad die al een tijd het schrikbeeld is van elke toeristische trekpleister. Geen enkele stad wil een groot openluchtmuseum worden. Maar ook Amsterdam wordt bezocht, en Giethoorn, en alle plekken weet Pfeijffer te koppelen aan grote, actuele vraagstukken. Is het verleden verkopen in de vorm van toerisme de enige lucratieve inkomstenbron die voor Europa nog over is, omdat het continent geen toekomst meer heeft? Maar ondergraaft dat toerisme ‘onze’ identiteit niet veel meer dan migratie gezegd wordt te doen?
Daarnaast stelt Pfeijffer de lezer regelmatig voor confronterende kwesties. Kun je klagen over Aziaten in toeristenbootjes terwijl Westerse toeristen tegelijkertijd Azië overspoelen? Zorgt reizen echt voor beter onderling begrip en ruimdenkendheid? Versterkt het niet eerder bestaande vooroordelen omdat toeristen op zoek zijn naar een per definitie niet bestaande ‘authenticiteit’? Voor iedereen die nu denkt: dat geldt niet voor mij, zo’n toerist ben ik niet, heeft Ilja nog een ontboezeming: ‘Toen ik zelf nog een toerist was, in mijn jonge jaren, was ik een typische toerist, in die zin dat ik mijn eigen bestaan zo veel mogelijk trachtte te ontkennen en aan niets een grotere hekel had dan aan toeristen.’

De jongen op het omslag is misschien Abdul, de piccolo van Grand Hotel Europa. Over zee is hij naar Italië gekomen, nadat hij zijn dorp in brand had zien staan. Zijn indrukwekkende vluchtverhaal vertoont volgens de immigratiedienst wel erg veel overeenkomsten met het klassieke vluchtverhaal van Aeneas na de val van Troje. Deze ontdekking brengt zijn verblijfsvergunning in gevaar. Ook migratie wordt zo een belangrijk thema in de roman, inclusief de ongemakkelijke vraag waarom de ene groep bezoekers een zo veel warmer welkom krijgt dan de ander. Omdat migranten geld kosten en toeristen geld opleveren? Ambtenaar Tjalko van Tiggelen, verantwoordelijk voor citymarketing, komt in de roman met een berekening die het tegenovergestelde laat zien. Toerisme zou de stad Amsterdam meer kosten dan opleveren. Het rapport en de ambtenaar zijn weliswaar fictief, de optelsom is toch overtuigend.
Een roman van meer dan 500 pagina’s vol zware, lastige onderwerpen, lees je dat nou voor je plezier? Ja. Er gebeurt zo veel, er zijn zo veel interessante personages, er zit zo veel humor in dat je door blijft lezen. Een sterk en actueel verhaal met genoeg vragen om touristico nog lange tijd te blijven vullen. Wat wil je nog meer?
Ook interessant: deze documentaire uit 2013 over Venetië, de hordes toeristen, het afnemende aantal inwoners en het verzet van de stad.