Even hield het gesnik op. Vriend en ik ontspanden, haalden weer adem. Geluid durfden we niet te maken. Zou ze nu dan eindelijk echt…? Buiten leek de lucht op te klaren en de Belgische snelweg was zonder twijfel minder hobbelig dan net. We glimlachten. Zo was het goed.
En toen: een grote hap lucht, opnieuw gehuil. We waren op reis met een baby. Wiens idee was dit ook alweer?

Laten we beginnen met een korte samenvatting:
Waar gingen we naartoe? Naar Parijs. Preciezer gezegd: naar een charmant appartement in het derde arrondissement, net onder Place de la République. Met twee kamers, een keuken, badkamer en shampoo à volonté.
Wie zijn ‘we’? Een baby van vier maanden (sterk en nieuwsgierig. Verdeelt haar tijd tussen schaterlachen en hard huilen,allebei tot diep in de nacht) en twee volwassenen, ook wel bekend als haar ouders. (Meestal optimistisch en opgewekt. Verdelen hun tijd tussen werken, eten, de baby vermaken en de spiegel vermijden om niet aan hun slaapgebrek te worden herinnerd.)
Hoe reisden we? Met de auto, want… ja, waarom eigenlijk?


De voorbereiding

Baby’s zijn net mensen: ze hebben paspoorten nodig om naar het buitenland te reizen. En voor dat paspoort hebben ze een pasfoto nodig. Ook de eisen die aan de pasfoto worden gesteld zijn vergelijkbaar met een grotemensenpaspoort. Ogen geopend – gelukkig hebben wij geen slaperige baby. Oren zichtbaar – gelukkig hebben wij een baby met weinig haar. Een lach zonder tanden – nog steeds geen probleem. Het enige punt van zorg: hoe moest de fotograaf de foto maken? Het kleine meisje kan nog niet zitten of haar hoofd recht houden. En ze is héél bewegelijk.

Een licht hellend bedje met uitsparing voor het achterhoofd bleek het ei van Columbus. Het was duidelijk dat wij de amateurs waren en deze fotograaf de professional. Wonderbaarlijk genoeg was het in twee minuten gepiept, ook met dank aan het piepbeest van de fotograaf. Het resultaat: een vijftal foto’s waar ik op het moment dat ik ze ontving al heimwee naar kreeg. Dat licht verbaasde bolle hoofdje zou er vast snel weer anders uitzien.

Bij het ophalen van het paspoort – aanvragen ging zonder problemen – bleek nog een keer dat baby’s net mensen zijn.
Strenge ambtenaar: ‘Is dit de baby?’
‘Ja,’ zei ik. Baby sliep in de draagdoek, met een mutsje op tegen de kou.
Strenge ambtenaar keek van het paspoort naar de baby op mijn buik en weer terug. ‘Moeilijk te zien zo.’
Voorzichtig deed ik de muts af.
Strenge ambtenaar: ‘Nog steeds moeilijk te zien.’
Ik, wanhopig en vol ongeloof: ‘Moet ik haar wakker maken?’ Dat zou weleens tot de andere kant van de grote hal en buiten op het plein te horen kunnen zijn.
Strenge ambtenaar zweeg.
Ik zweeg ook.
Strenge ambtenaar zweeg nog steeds. Ik zweette, twijfelde.
Baby voelde de druk en opende haar ogen.
Strenge ambtenaar keek even, mompelde ‘moeilijk te zien’, overhandigde het paspoort en liet mij tekenen voor ontvangst. Want tot ondertekening was het kleintje natuurlijk nog niet in staat.


De reis

Dat onze eerste reis met baby naar Parijs zou gaan, lag voor de hand. Ik had er een tijd gewoond, kende er dus de weg en zou geen druk voelen alles te moeten zien. Ook het stressvolle gesteggel over restaurants kon voorkomen worden doordat we al adresjes kenden. En, niet onbelangrijk: met vier maanden zou de baby vast nieuwsgierig zijn naar het land waar haar naam vandaan komt.

Ondanks onze goede band met de Thalys besloten we met de auto te gaan. We wisten niet precies hoeveel we moesten/wilden meeslepen en de auto biedt comfort en privacy. Vooral fijn als de baby zin heeft om hard te huilen. En alle baby’s houden van autorijden, toch? Zij zou slapen en wij zouden de stand van ons leven en de stand van de wereld kunnen doornemen.

Niet dus.

Het begon met een ongebruikelijk lange spits op de ring van Amsterdam. Daarna: vastlopend verkeer bij Antwerpen. Stakende bezinestationmedewerkers in Vlaanderen toen we net toe waren aan koffie. Heel sterke koffie. Lunchdrukte en file bij Lille. Een druk benzinestation (dit keer met koffie) want de baby had weer honger. En toen we de kilometers konden aftellen tot de plaats van bestemming (nog maar drie! Drie!): muurvast op de boulevards in Parijs. Lopend waren we sneller van de périphérique in het centrum geweest. Op een ochtenddutje na had de baby de hele reis niet geslapen. Wel gehuild. Omdat ze zo moe was.

De laatste drie kwartier tussen de toeterende auto’s was ze dan wel weer stil, de schat. Anders hadden we waarschijnlijk rechtsomkeert gemaakt (vooropgesteld dat dat had gekund).

Maar we waren er. Hoera!


In Parijs

Behendig bracht de ober onze broodjes falafel, gewend aan de grote drukte in het restaurant. Nadat hij de baby had gespot, kregen we een comfortabelere tafel toegewezen dan waar we anders als twee toeristen recht op zouden hebben. Naast ons zat een Franse moeder met haar twee puberzoons. Een jaar of veertien was de zoon rechts van mij, de leeftijd waarop je je al schaamt voor de ademhaling van je moeder. De moeder in kwestie had daar geen boodschap aan.
‘O, wat een leuke baby! O, wat lief! Zes maanden oud, denk ik?’ begon ze een gesprek.
‘Pas vier maanden,’ antwoordde ik. De sla en rode kool van mijn broodje hingen nog ergens rond mijn mond.
‘Vier maanden! Wat is ze groot! Mijn baby was ook zo groot, en hij is altijd groot gebleven. Kijk!’ Ze duwde haar telefoon in mijn handen.
Ik maakte wat instemmende geluiden. Ik had net een falafelbal in mijn mond gestoken.
‘En kijk nu eens, één meter vijfentachtig, nog geen vijftien jaar oud.’ Ze wees vol trots naar haar zoon tegenover haar. Hij leek zijn lengte te verfoeien want het belette hem onder de tafel te kruipen en te verdwijnen. Gelukkig was zijn bord shoarma heel interessant.
Ik probeerde hem met een blik duidelijk te maken dat ik hem begreep, maar dat het niet erg was, dat het voor sommige moeders de ultieme blijk van liefde is om babyfoto’s aan wildvreemden te laten zien en dat hij zich er niets van hoefde aan te trekken.
Het kwam niet over, geloof ik. Met dank aan mijn eigen baby stond ik in zijn ogen niet aan zijn kant maar aan die van zijn moeder, gedoemd om over een jaar of veertien ook aan toeristen babyfoto’s te laten zien. Misschien zag hij dat wel beter dan ik nu durf toe te geven.

We hadden meer aanspraak. Chinese toeristen op de roltrap van Galeries Lafayette vonden de baby so sweet, en gezien de twinkelende ogen en de brede lach van de baby vond ze dat zelf ook. Verkoopsters die eerst chagrijnig leken, begonnen een praatje zodra ze de baby in het vizier kregen. We maakten makkelijker contact dan gewoonlijk: een baby als universeel smeermiddel.

Ook onze dagen verliepen soepeltjes.  Zelfs nu alles wat ik normaal gesproken zo waardeerde in een weekendje Parijs niet meer kon. Uitslapen en dan rustig ontbijten? De baby werd uit coulance een kwartiertje later wakker, had dan schreeuwende honger en moest daarna worden gewassen. Een lange lunch met een goed glas wijn? Daar had de baby het geduld niet voor, en ik niet meer het vermogen om alcohol te verdragen. Eindeloos struinen door de stad? De baby moest op regelmatige tijden worden gevoed en wilde ook weleens bewegen in plaats van rondgedragen worden.

Heb ik dat gemist? Niet echt. Ook een snel ontbijt in bed is feestelijk. Die uitgebreide lunch verplaatsten we gewoon naar het appartement. En al met al hebben we toch veel gelopen, want van het openbaar vervoer hebben we geen gebruik gemaakt.


Conclusie?

De autoreis terug verliep vanuit het perspectief van de baby beter dan de heenreis. De auto zelf was met dank aan Parijse criminelen gehavend; een ingetikte ruit en een vuilniszak die als raam diende. Domme pech die we maar snel zullen proberen te vergeten. We hadden zelfs tijd om in de auto de balans op te maken. Op reis met een baby, hoe is dat nou?

Anders. Heel anders.

Tot een paar maanden geleden stond vakantie gelijk aan doen waar we zin in hadden. Nu moesten we ons onderwerpen aan het ritme en de grillen van een klein mensje dat alles op haar manier wil en niet anders. Eigenlijk onze dagelijkse gang van zaken maar dan in een andere omgeving. Vakantie nemen van het ouderschap is nu eenmaal onmogelijk. Waar we eerst op vakantie gingen om ons even te onttrekken aan de dagelijkse realiteit, ging die realiteit nu met ons mee. Maar als die realiteit verpakt is in een bol pakketje met grijpgrage handjes, verliefde blik en schaterende lach is dat alles behalve een straf. En de volgende keer wordt ongetwijfeld nóg leuker.