‘Veróóóóna,’ mompelde hij hardop. Afhankelijk van hoe je je de klemtoon legde, klonk er een andere belofte in door; Vééééérona was de stad van verliefden, Veróóóóna die van de romantiek. Hij zat in een uitgehouwen nis, koud en een beetje vochtig, in een gang die vol stond met theaterbezoekers. Overal om hem heen werd druk gepraat over de gebeurtenissen van die avond, en niemand leek echt acht op hem te slaan terwijl hij de woorden nog een keer zei: ‘Vééééérona, Veróóóóna, Vééééérona, Veróóóóna.’

Zo moest het voelen, dacht hij vol van zelfmedelijden, als je een terreuraanslag had overleefd. Leegte, verwarring, en je hoofd vol nutteloze gedachten zoals de klemtoon van Verona. Een van de theatermedewerkers deed een vergeefse poging om de mensenmassa in beweging te krijgen – volgens zijn reisgids was er ruimte voor 20.000 bezoekers – en schreeuwde daartoe onverstaanbare instructies in het Italiaans. Pas toen de blauwe gloed van zwaailichten zijn nis af en toe verlichtte, dacht hij met schrik aan Sophia. Hoe lang zat hij al in die nis? Moest hij haar zoeken, zou ze boos zijn? Hij probeerde rationele antwoorden te bedenken, maar besloot, zoals wel vaker, dat niets doen voorlopig de beste optie was.

*

Het eerste deel van de avond was precies verlopen zoals hij had gepland. In maart had hij al kaartjes besteld voor de opvoering van Romeo en Julia tijdens hun zomervakantie – een overwinning voor iemand die doorgaans niet verder dan één dag vooruit keek. Tot zijn verbazing was hij alsnog aan de late kant geweest; volgens het online boekingssysteem waren er alleen eersterangs kaarten beschikbaar (ter waarde van een half maandsalaris) en slechts twee vierderangs zitplaatsen, helemaal bovenin de arena, die hij maar meteen had gekocht.

Tijdens het inpakken van hun koffers in Amsterdam had hij Sophia aangemoedigd haar jurk van azuurblauw zijde mee te nemen, die vanaf haar heupen zo mooi uitwaaierde en precies tot op haar enkels viel als ze pumps droeg. ‘Je weet nooit of we nog een keer chique uit eten gaan. En je weet hoe Italianen zijn: die hechten tenminste nog een beetje waarde aan hoe een mens zich kleedt,’ had hij met geveinsde overtuiging gezegd. Zelf was het hem gelukt om ongezien een smoking mee te nemen.

De koelte van de avond was aangenaam geweest toen Sophia en hij in avondkleding naar het restaurant wandelden. Met plezier voelde hij de blikken van andere toeristen – zonder uitzondering in het unisexuniform van slippers, korte broek en een te strak t-shirt. Een groepje jongens floot hoorbaar naar haar – ze zag er met haar opgestoken blonde haar en lange benen ook uit als een Scandinavisch model – en even overwoog hij of hij in een heroïsch gevecht moest opkomen voor Sophia, zijn mooie Sophia. Hij besloot dat dat hun avond alleen maar zou verpesten.

*

Zou Peter echt denken dat ze van niets wist? Toen ze hem zo had zien klungelen met zijn smoking – lakschoenen maat 48 waren nu eenmaal lastig te verstoppen – had ze hem bijna uit zijn lijden verlost. Ze had willen zeggen dat hij geen moeite hoefde te doen. Dat ze zo ook wel van hem hield. Dat ze zich altijd opgelaten voelde in chique restaurants. Dat hij haar, god verhoede, alsjeblieft niet in Verona ten huwelijk hoefde te vragen, want kon het clichématiger? Eigenlijk dat hun liefde niet voor de eeuwigheid was voorbestemd.

Zwikkend over de grote straatstenen vroeg Sophia zich af of ze er niet beter aan had gedaan om deze avond, deze hele onderneming, te voorkomen. Er waren kansen genoeg geweest, zowel in Nederland als tijdens hun vakantie, maar op een of andere manier slikte ze haar woorden steeds in. Nu kon ze er niet meer onderuit. Peter zei: ‘we hebben eerst een diner’ (hij sprak het overdreven Frans uit, très bourgeois, vond ze, maar hield zich in) ‘bij het héérlijke Ristorante Maffei en dan gaan we in het beroemde theater van Verona naar Romeo en Julia.’ O als hij haar maar niet ten huwelijk zou vragen.

*

De hele avond was middelmatig, dacht ze, wat trouwens ook gold voor de rest van haar relatie met Peter. Hun zitplaatsen waren zo hoog in het theater dat ze niet meer dan flarden van de tekst verstond, en door het sterke Italiaans-Engels van de meeste acteurs dwaalden haar gedachten af.

Whatte sadness lengthens Romeo’s hours?
Notte havinge thatte which havinge makes them shortte.
In loveee?
Out.

Peter had Ristorante Maffei vermoedelijk gevonden via TripAdvisor, en de plek leek ten onder te gaan aan het succes van zoveel uitstekend beoordelingen. Ze had aan geen van de andere tafels Italiaans gehoord, de bediening sprak vlekkeloos Engels met nét genoeg accent om zogenaamd authentiek over te komen, en haar kommetje smakeloze vissoep kostte achttien euro.

En dan zijn malle idee om naar de opera te gaan. Op een zomeravond als deze ademden de smalle Veronese straatjes romantiek en ook het oude Romeinse theater had indruk op haar gemaakt – dat hun stenen zitplaatsen nog warm waren geweest van de lange, hete dag had haar een kort gevoel van geluk gegeven. Maar het was allemaal zo voorspelbaar, zo braaf, zo ongeïnspireerd, zo verschrikkelijk goed bedoeld.

Under love’s heavy burden does he sink, verstond ze.

*

Overal om haar heen druk Italiaans gepraat. Geschreeuw. Langzaam raakte Sophia weer bij bewustzijn. Tussen de vele gezichten en lijven om haar heen probeerde ze Peter te zoeken – waar was hij? Ze probeerde zich te herinneren wat er gebeurd was na die eerste daverende onweersklap. Nog nooit had ze zoiets gehoord. Uit het niets had eerst een onheilspellend gerommel geklonken – alsof de lucht bestaan had uit tientallen, honderden vliegtuigen – dat steeds luider werd totdat alles om hen heen leek te trillen.

Peter was verstijfd blijven zitten terwijl zich boven hun hoofden een lijnenspel van bliksemflitsen aftekende. Was hij zich echt niet bewust van hun plek, helemaal bovenin de arena, waar ze feitelijk als bliksemafleiders dienden? Links en rechts probeerden mensen naar de lange trap te komen die naar beneden voerde. ‘We moeten nu weg hier,’ had ze tegen Peter geroepen – het gerommel was aangezwollen tot een aanhoudend gebulder – en hem aan zijn arm meegesleept.

Hadden ze de trap bereikt? Waren ze naar beneden gekomen? Was ze gestruikeld? Flauwgevallen? Een felle lichtflits en die ene oorverdovende donderklap was het laatste wat ze zich kon herinneren. Er moest iets gebeurd zijn, dacht ze, want ze lag op een stretcher en overal om zich heen onderscheidde ze nu de reflecterende jassen van hulpdiensten. Maar geen Peter.

Tot haar eigen verbazing was ze werkelijk bezorgd om haar vriend. Peter was dan wel geen Romeo die strijdend voor haar ten onder zou gaan, hij was wél de liefste jongen die ze kende. Klungelig op het irritante af, en in chaotische situaties als deze totaal onbeholpen. Maar met haar benen vastgesnoerd op een Italiaanse brancard had ze weinig andere keus dan te wachten en te hopen dat het goed met hem ging.

*

Pas toen de drukte in de gang iets minder werd, waagde Peter zich uit zijn nis. Het liefst was hij rechtstreeks naar het hotel gewandeld om de hele avond, de hele vakantie, zijn hele leven met Sophia achter zich te laten. Zijn schoonfamilie had hem altijd al een patjepeeër gevonden – te laag opgeleid, geen oud geld, eigenlijk überhaupt geen geld – en met een mengeling van ongemak, afgunst en angst dacht hij aan de aanstaande hereniging met Sophia.

Op pure wilskracht, zo voelde het, begon hij door de donkere gangen van het theater te lopen. De storm, de regen en het onweer waren zo snel verdwenen als ze gekomen waren, maar kennelijk was het hevig genoeg geweest om het theater af te sluiten van elektriciteit. Hij doolde door de donkere, koele gangen, zich slechts vaag bewust van het feit dat hij alleen maar verder afdwaalde van het rumoer buiten het theater.

Uiteindelijk klonken de Italiaanse stemmen weer helderder, sloeg hij een hoek om en kwam tot zijn eigen verbazing uit op het grote plein voor het theater. Daar lag Sophia op een stretcher, met twee ambulancemedewerkers over haar heen gebogen. Ze zag hem nu ook, zwaaide, riep zijn naam, riep dat alles goed met haar was.

Hij voelde alleen lichte opluchting dat Sophia blijkbaar niet al te zwaar gewond was. In de chaos en drukte op de trap was ze uitgegleden, waarna Peter, meegevoerd door de massa, haar uit het oog was verloren. Sophia zwaaide nog een keer, ogenschijnlijk vrolijker dan ze de hele vakantie was geweest. ‘Het is goed lieverd, het gaat wel met me,’ riep ze. ‘Kom je? We moeten denk ik even langs het ziekenhuis. Niets ernstigs, het is wel goed hoor.’

Maar het wás niet goed, dacht Peter, en bleef een ogenblik staan, half verscholen in de zuilengalerij van het theater. De ambulancemedewerkers maakten duidelijk aanstalten om te vertrekken en begonnen Sophia’s brancard in de auto te laden. Voor de derde keer die avond besloot hij niets te doen, de status-quo in stand te houden. ‘Wait for me,’ riep hij, en rende richting ambulance.

arena verona