Tosca Niterink kan geen interview geven zonder gevraagd te worden naar haar werk voor televisie of meer precies: het bekende duo waar ze ooit onderdeel van was. Daar beginnen wij niet aan, maar wil je daar meer over weten, dan raden we je vriendelijk aan hier te kijken. Waar Niterink zich tegenwoordig mee bezighoudt, is de wereld bewandelen met haar partner Anita Janssen en daarover schrijven of vloggen. Haar verhalen zijn nu gebundeld in het boek De poncho must go on (Uitgeverij Podium).

Zoals de titel en de ondertitel (En andere afritsverhalen) doen vermoeden, is het ouderwets grinniken geblazen met deze verhalen. Dat begint al in de inleiding, als blijkt dat Tosca Niterink die niet zelf heeft geschreven. Anita Janssen heeft het moeten doen. Zij schrijft:

‘Ik ken niemand die zo moeilijk aan het werk te krijgen is als Tosca Niterink. En ik kan het weten, als haar dans- en wandelpartner. Ik was erbij in Patagonië, Brazilië, India en Zuid-Korea, toen ze deze reisverhalen schreef, altijd op het allerlaatste moment met de hete adem in haar nek van de deadline voor de Achterpagina van de NRC of een tijdschrift.’

Toch knap dat ze dan zulke vermakelijke verhalen heeft kunnen schrijven. Ze heeft in ieder geval genoeg plekken bezocht die tot de verbeelding spreken. We wandelen mee in verre oorden als Argentinië, de VS en Zuid-Korea, maar ook dichterbij huis. Een van de meest bevreemdende verhalen speelt zich namelijk af op De Koninklijke Weg van Paleis Noordeinde naar Het Loo. Niterink is niet te spreken over de ‘diep deprimerende bebouwing’ van Zoetermeer en de andere wandelaars bieden ook geen soelaas voor haar gemoed. Als Janssen een kind fotografeert dat van een kabelbaan roetsjt, vragen ouders daar onmiddellijk mee op te houden. Je hoort immers zo veel rare verhalen tegenwoordig. ‘Ja, inderdaad,’ beamen de twee wandelaars, ‘2 seconden geleden nog, hoorden wij iemand hele rare dingen zeggen.’

Die scherpe constateringen maken deze bundel de moeite waard. Of ze nu wodka drinken in Tsjernobyl of op de Via de la Plata in Spanje een, naar zijn eigen zeggen, feministische Duitser tegenkomen (hij heeft zijn vrouw geleerd te emanciperen). Tosca prikt overal doorheen. Ze voelt ook niet de behoefte alles tot in den treure te omschrijven. Als ze iets mooi vindt, zoals het Minas Gerais-gebergte in Brazilië, zegt ze dat gewoon. Show, don’t tell gaat hier niet op:

‘Prachtig prachtig prachtig is het hier, lieve mensen, dit is de mooiste, meest indrukwekkende wandeling die ik ooit gemaakt heb.’

Het stel heeft niet altijd evenveel begrip voor de lokale bevolking. Daardoor leest het bij tijd en wijle als een serie whatsappjes van gefrustreerde babyboomers die een keer iets anders wilden dan Zuid-Frankrijk. Dat erkent Niterink overigens ook zelf regelmatig door zichzelf ‘oud wijf’ te noemen of een column te beginnen met: ‘Wat een toestand mensen!’ Soms wordt het ook een beetje te melig met de grappen en grollen, maar dat kan ook komen door de vorm van een verhalenbundel. Deze verhalen kwamen eerst een keer per week binnen, terwijl je ze nu achter elkaar doorleest.

Dat wordt ruimschoots goedgemaakt met het laatste verhaal in India. Even twijfel je als lezer eraan of we Niterink en Janssen nog terugzien in Nederland. Dat lijkt misschien lichtelijk overdreven, maar het boek wordt hier even een heuse pageturner. Blijkt wandelen toch niet zo lollig te zijn als je denkt!

[vc_zigzag color=”custom” custom_color=”#fde500″ css=”.vc_custom_1521714973279{margin-top: 30px !important;margin-bottom: 30px !important;}”]

Luister hier vast naar een voorproefje: