De stad Salta in Noord-Argentinië staat bekend om z’n koloniale bouwstijl, folkloristische gitaarmuziek en je kunt er misschien wel de beste empanada’s van het land eten. Ook huist hier het museum van de Archeologie van het hooggebergte (Museo de Arqueología de Alta Montaña). Dit buitengewone museum legt de geschiedenis bloot van de Inca’s. Je kunt er onder andere relikwieën bekijken die gevonden zijn in de Andes. De meest bijzondere en verontrustende museumstukken zijn de gemummificeerde lichamen van de kinderen van Llullaillaco, die om de beurt tentoongesteld worden aan de bezoeker.

In maart 1999 deed archeoloog dr. Johan Reinard samen met zijn expeditieteam één van de belangrijkste ontdekkingen uit z’n carrière. Hij bevond zich op dat moment in de hoge Andes, dichtbij de top van de Llullallaico, een stratovulkaan op de grens tussen Argentinië en Chili. Na een lang acclimatisatieproces en een heftige klim naar de top stonden Reinard en z’n team op het punt de expeditie te beëindigen. Door de hoogte (6600 meter), extreme kou (-40 °C) en een storm die was losgebarsten, waren ze de uitputting nabij. Volgens Reinard zou de expeditie juist afgebroken worden toen iemand plotseling een menselijk spoor ontdekte dat leidde naar de graven van drie gemummificeerde Incakinderen, één jongen en twee meisjes.

De kinderen lagen daar begraven samen met buidels eten, zilveren en gouden beeldjes, geweven kleden en diverse voorwerpen van aardewerk. Hun lichamen zijn vanwege de afgelegen ligging en lage temperaturen perfect intact gebleven met hun originele haar, huid en tanden. Toen ze gevonden werden waren zelfs het bloed en de resten van hun laatste maaltijd nog aanwezig in hun lichamen. Deze kinderen van Llullallaico worden daarom ook beschouwd als de best bewaarde mummies ter wereld. Volgens onderzoekers zijn de kinderen er begraven rond 1500 na Christus en maakten zij deel uit van een offerritueel genaamd capachocha. De vondst van deze kinderen was archeologisch gezien van onschatbare waarde omdat eerdere aannames gebaseerd op geschriften over de Incacultuur eindelijk met wetenschappelijk bewijs gestaafd konden worden.

Het rijk van de Inca’s heeft zijn oorsprong in de 13e eeuw in de buurt van Cuzco, Peru en breidde zich over de lengte van de Andes uit naar Ecuador, Argentinië, Bolivia en Chili. Het rijk was aan het begin van de 16e eeuw, tot aan de komst van de Spanjaarden, het grootste imperium van de wereld met een gebied dat ruim 4000 kilometer besloeg. De Sapa Inca, de goddelijke keizer van het Incarijk, was de absolute bindende factor samen met de Incareligie die gebaseerd was op de verering van zonnegod Inti.

Een terugkerend religieus aspect was het uitvoeren van offerrituelen zoals capachocha, waar de gevonden mummiekinderen deel van hebben uitgemaakt. Het offeren van mensen was een bijzonderheid en vond niet aan de lopende band plaats zoals het offeren van dieren of voorwerpen. Capachocha werd in gang gezet door de keizer en markeerde een gebeurtenis die van belang was voor het rijk, zoals de dood van een keizer of een hoogtijdag op de Incakalender. Ook hadden de mensenoffers de functie onheil af te wenden zoals natuurrampen en epidemieën. Het werd onder de Inca’s gezien als een grote eer om geofferd te worden aan de aarde en de goden omdat ze op deze manier dichter bij de goden konden komen.

 

”Capachocha werd in gang gezet door de keizer en markeerde een gebeurtenis die van belang was voor het rijk, zoals de dood van een keizer of een hoogtijdag op de Incakalender.”

 

Over het capachocharitueel was tot aan de vondst van de kinderen weinig bekend. Het enige wat hierover op schrift stond was afkomstig van Jezuïet Bernabé Cobo. Zijn geschriften (Historia del nuevo mundo, 1653) werden voor de ontdekking van Reinard met een korrel zout genomen omdat het ook diende als propaganda van de Spanjaarden om het onderwerpen van de Inca’s te rechtvaardigen.

Volgens Cobo stuurde de Incakeizer, nadat hij had besloten tot capachocha naar alle uithoeken van het rijk een verzoek voor goud, zilver, schelpen, veren, lama’s en alpaca’s. Daarnaast moesten er ook jongens en meisjes in de leeftijd van 4 tot 16 jaar worden geselecteerd en meegenomen worden naar Cuzco. Dit moesten de allermooiste en gezondste kinderen zijn. In de hoofdstad kregen de kinderen een koninklijk onthaal met copieuze maaltijden en waren ze het middelpunt van diverse rituelen. Daarna begon een maandenlange wandeltocht naar de offerplaats, de plek waar ze zouden sterven. Dit waren meestal bergtoppen die vanuit de wijde omtrek zichtbaar waren, belangrijke ijkpunten van het Incarijk. Hier werden de kinderen dronken gevoerd met maiswijn en gedrogeerd met cocabladeren. Wanneer ze voldoende onder zeil waren door de verdovende middelen werden ze gewurgd, of werden hun hersenen ingeslagen om ze vervolgens levend te begraven. Ze stierven daarna snel aan de alcohol en kou.

Direct na de vondst van Reinard werd er gedacht dat de kinderen van Llullaillaco ditzelfde proces hadden ondergaan. Dit werd na uitgebreid forensisch onderzoek bevestigd door een team van onderzoekers geleid door forensisch en archeologisch deskundige Andrew Wilson. Zo vonden zij dat de twee meisjes afkomstig waren uit een totaal ander gebied dan het jongetje en dat het oudste meisje in haar laatste weken zeer eiwitrijk voedsel had gekregen. Dit “betere” voedsel was alleen beschikbaar voor de rijkste mensen of voor mensen met religieuze functies. Ook concludeerden de onderzoekers via haaranalyse dat zij in de weken voor het daadwerkelijke offeren veel maisbier en cocabladeren tot zich had genomen. Cocabladeren waren doorgaans alleen beschikbaar voor de Inca-elite en werden vaak gebruikt in rituelen. Ook de zilveren beeldjes en fijngeweven kleding geven blijk van de hoge status van de kinderen en van het feit dat dit ritueel plaatsvond onder de auspiciën van de hoogste autoriteit.

la doncella
La niña del rayo Foto: Johan Reinhard

Het oudste meisje wordt ook wel la doncella (de maagd) genoemd. Men neemt aan dat ze rond de 15 jaar oud was en dat ze deel uitmaakte van de acclas, de zonnegodinnen. Dit is een groep maagden die rond hun tiende uitverkoren werden om vrouwen van koningen, priesteressen of heilige offers te worden. La doncella draagt een bruine jurk en ze heeft haar haar in kleine vlechtjes. De onderzoekers ontdekten dat zij ondanks haar jonge leeftijd al een aantal grijze haren had. Dit schrijven ze toe aan het hoge stresslevel dat het meisje vermoedelijk in de laatste maanden van haar leven heeft gehad. Ook ontdekten onderzoekers dat zij op het moment van haar dood aan een bacteriële longinfectie leed.

Het jongste meisje, la niña del rayo (het bliksemmeisje), was vermoedelijk pas 6 jaar oud toen zij geofferd werd. Haar haar en een gedeelte van haar gezicht zijn verbrand is door een blikseminslag waardoor zij deels verkoold is. Ze is gevonden in een lichtbruine jurk en was volledig gewikkeld in een dik wollen deken. Haar schedel lijkt opzettelijk te zijn vervormd om aan het schoonheidsideaal van de Inca’s te kunnen voldoen.

Het lichaam van de jongen, simpelweg el niño, werd vastgebonden en ingepakt in een deken aangetroffen. Hij was ten tijde van zijn dood ongeveer zeven jaar oud en lag begraven in een foetuspositie in een grijze tuniek. Het is duidelijk dat hij gestorven is onder stress want er is braaksel en bloed aangetroffen op zijn kleding. Ook zijn schedel is vervormd zoals die van la niña del rayo. Hoewel hier geen consensus over is, wordt door sommige wetenschappers aangenomen dat de jongen en het bliksemmeisje symbolisch getrouwd zijn voor ze geofferd werden.

In het museum wordt telkens één van deze kinderen tentoongesteld. Het zien van een gemummificeerd lichaam dat volledig intact is, kan voor sommige bezoekers shockerend zijn. Voordat je het bewuste vertrek betreedt, staat er een waarschuwingsbord. Vervolgens kun je op een knopje drukken waardoor het licht aangaat in een glazen vitrine. Hierin kun je van heel dichtbij één van de kinderen van Llullaillaco bekijken. Het is bizar en heftig je als bezoeker te realiseren dat je naar het lichaam van een echt mens kijkt. Het lichaam van een kind welteverstaan. Een kind dat een tocht heeft afgelegd naar een bergtop op 6600 meter om vervolgens een ritueel te ondergaan met geestverruimende middelen alvorens een gruwelijke dood te sterven.

De manier waarop de kinderen tentoongesteld worden is subtiel en respectvol maar het feit dat ze nu bewaard worden in het museum is toch onderwerp geweest van controverse. Sommige inheemse gemeenschappen zien het verwijderen van de kinderen van hun laatste rustplaats als heiligschennis. Andere gemeenschappen zijn juist opgelucht dat de kinderen op deze manier bewaard blijven en geëerd kunnen worden in plaats van in handen te vallen van dieven die de lichamen en artefacten voor veel geld zouden doorverkopen aan derden. Het zou immers niet de eerste keer zijn dat dit gebeurt.

Hoewel het museum een ontstellend aspect heeft, is het absoluut de moeite waard om te bezoeken. Capachocha maakte immers deel uit van de cultuur van de Inca’s en daarmee van het nationale erfgoed van vele landen in Zuid-Amerika. Bovendien krijg je via de vele aangetroffen rekwisieten ook een prachtig inkijkje in het verloop van de geschiedenis van de Inca’s. Het museum wordt goed onderhouden en de collectie wordt naast in het Spaans, ook in het Engels toegelicht. De meeste bezoekers zijn toeristen maar er komen ook locals die bij de kinderen komen bidden of oeroude liedjes voor ze zingen. Nog steeds zijn de kinderen voor vele Zuid-Amerikanen van inheemse afkomst heilig en een symbool van verbintenis.


Bezoekersinformatie:

Museo de Arqueología de Alta Montaña / High Country Archaeology Museum
http://www.maam.gob.ar/
Mitre 77, Salta 4400, Argentina
54 387 437 0499

Museo de Arqueología de Alta Montaña
Museo de Arqueología de Alta Montaña